Geen omgevingsvergunning op proef mogelijk voor gemengde projecten

3 april 2025
by LDR Advocaten

Artikel 69, §1 van het Omgevingsvergunningsdecreet (hierna OVD) voorziet in de mogelijkheid om een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit op proef te verlenen. Dit kan echter niet voor elke vergunningsaanvraag. Artikel 69, §1 OVD bepaalt dat een overheid enkel een vergunning op proef kan verlenen voor een project dat geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen omvat.

Dit blijkt ook uit het arrest van 13 februari 2025 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb 13 februari 2025, nr. RvVb-A-2425-0511, CBS Genk). Dit arrest verduidelijkt deze decretale voorwaarde voor het verlenen van een proefvergunning en wijst ook op de ratio legis van deze voorwaarde.

De zaak betrof een omgevingsvergunningsaanvraag voor een inrichting voor de verwerking van metaalschroot. De aanvraag omvatte echter ook stedenbouwkundige handelingen. Het betrof dus een zogenaamd gemengd project, waarvoor de vergunningverlenende overheid in beroep een tweeledige omgevingsvergunning verleende:

  • voor onbepaalde duur wat de stedenbouwkundige handelingen betreft;
  • op proef voor een termijn van 2 jaar voor de IIOA’s.

De Raad verwees echter naar artikel 69, §1 OVD en oordeelde dat, aangezien het een gemengd project betrof, de vergunningverlenende overheid geen omgevingsvergunning op proef kon verlenen. De Raad heeft dan ook de verleende omgevingsvergunning vernietigd.

Artikel 69, §1 OVD kan dus niet worden omzeild door de omgevingsvergunning als het ware op te splitsen en de stedenbouwkundige handelingen wel voor onbepaalde duur te vergunnen. De proefvergunning kan enkel worden verleend, indien de aangevraagde ingedeelde inrichtingen of activiteiten deel uitmaken van een project waarvoor geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen vereist zijn. Zodra er enige vergunningsplichtige stedenbouwkundige handeling vereist is voor de realisatie van het project is een vergunning op proef niet mogelijk. Voor de toepassingsvoorwaarde van artikel 69, §1 moet dus naar het gehele project gekeken worden, niet enkel naar de activiteiten die in een vergunningsbeslissing op basis van dit artikel worden vergund.

De Raad lichtte dit verder toe door te verwijzen naar de doelstelling van een omgevingsvergunning op proef. Die bestaat erin dat de overheid tijdens de relatief korte termijn van de proefperiode (maximaal twee jaar) kan nagaan welke hinder de ingedeelde inrichting met zich meebrengt en wat de effecten ervan zijn op de mens en het milieu (Parl.St. Vl.Parl. 2013-2014, nr. 2334/1, 50). Tenminste indien daarover onduidelijkheid of onzekerheid bestaat of indien niet onmiddellijk op zicht van de elementen van het vergunningsdossier kan worden uitgemaakt of die hinder de grenzen van het aanvaardbare zal overschrijden. De proefvergunning is dan ook het geëigende instrument om de effectiviteit van bepaalde exploitatievoorwaarden "op het terrein" uit te testen (RvS 3 februari 2011, nr. 210.985 vzw Aktiegroep Leefmilieu Kempen e.a.).

Aangezien de proefvergunning enkel tot doel heeft de hinder van ingedeelde inrichtingen in de praktijk vast te kunnen stellen, zou het aanwenden van de mogelijkheid tot het verlenen van een proefvergunning om ook stedenbouwkundige handelingen te vergunnen dus tegen de geest van artikel 69 OVD ingaan.

Bron: Barbara De Cocker van LDR Advocaten