Het verband tussen de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen en de bronbemaling tijdens de uitvoeringsfase
Een bemaling kan noodzakelijk zijn bij de uitvoering van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. Wanneer dat het geval is, laat artikel 7, §2 OVD toe dat de specifieke aanvraag voor de bemaling (IIOA) op een later tijdstip plaatsvindt, maar zal de bemalingsstudie al deel moeten uitmaken van de omgevingsvergunningsaanvraag voor stedenbouwkundige handelingen. Dit aangezien de impact van de bronbemaling niet los kan worden gezien van de mogelijke milieueffecten van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen.
Hoewel de rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen hier al enige tijd duidelijk over is, wordt in de praktijk nog vaak nagelaten om de effecten van de bemaling reeds in het aanvraagdossier voor stedenbouwkundige handelingen te integreren, bijvoorbeeld bij stadsontwikkelingsprojecten.
Daarenboven is het ook belangrijk dat de bemalingsstudie correct wordt opgemaakt en dat alle effecten van de bemaling in kaart worden gebracht. Afhankelijk van de specifieke ligging van de projectsite, moet de bemalingsstudie namelijk ook rekening houden met bijkomende aandachtspunten, zoals bijvoorbeeld het onderzoek naar:
- de eventuele vervuiling die de bemaling zal aantrekken van een bodemsaneringsproject in de omgeving. (RvVb 19 september 2024, nr. RvVb-A-2425-0023, VAN DEN ABEELE, p.35)
- de effecten van de bronbemaling op de bomen in de omgeving. (RvVb 26 september 2024, nr. RvVb-S-2425-0059, vzw BESCHERM BOMEN EN NATUUR, p.12)
- de effecten van de bronbemaling op het grondwater overstromingsgevoelig gebied en VEN-gebied indien de bronbemaling gebeurt respectievelijk in en nabij voormeld gebied. (RvVb 12 september 2024, nr. RvVb-A-2425-0021, Tack en Andries, p.16)
Kortom, het is belangrijk dat de impact van de bemaling reeds in het aanvraagdossier voor stedenbouwkundige handelingen correct wordt opgenomen.
Bron: Féline Vanden Bussche van LDR advocaten