De Europese Natuurherstelwet is in werking getreden

8 januari 2025
by LDR Advocaten

Op 18 augustus 2024 trad verordening (EU) 2024/1991 van het Europees Parlement en de Raad inzake natuurherstel in werking. Deze verordening is beter, en korter, gekend als de ‘Europese Natuurherstelwet’.

De verordening omvat herstelmaatregelen die ervoor moeten zorgen dat in 2030 ten minste 20% van de land- en zeegebieden van de EU hersteld is, en in 2050 alle aangetaste ecosystemen. De nadruk ligt op het herstel van aangetaste natuurgebieden, het beschermen van bedreigde diersoorten en het verbeteren van de ecologische veerkracht van de natuur.

In de wet worden naast de algemene doelstellingen, ook hersteldoelstellingen en -deadlines geformuleerd voor een aantal verschillende types ecosystemen, waaronder mariene, stedelijke, agrarische, ‘terrestrische, kust- en zoetwaterecosystemen’, rivieren en overstromingsgebieden, bossen, en voor bestuivers. De nationale (en, in het geval van België, de gewestelijke) overheden zullen daartoe herstelplannen moeten opmaken. Die moeten voor de periode tot 2050 onder meer de te herstellen gebieden, de herstelmaatregelen zelf en de timing beschrijven. Uiterlijk op 1 september 2026 moet een ontwerp van die plannen worden ingediend bij de Europese Commissie.

Een element dat kan spelen bij ruimtelijke planning en in de vergunningverlening is het verslechteringsverbod. Er wordt evenwel verwacht dat de bijkomende impact hiervan beperkt zal zijn, want in heel wat bestaande wet- en regelgeving zit nu al een verslechteringsverbod vervat. Zo geldt een dergelijk verbod reeds voor speciale beschermingszones (artikel 36ter, §2 Natuurdecreet), en volgt het ook uit het standstill-bepaling (artikel 8 Natuurdecreet), de natuurtoets (artikel 16 Natuurdecreet) en de VEN-toets (artikel 26bis Natuurdecreet). Slechts een klein deel van de via de nieuwe verordening beschermde habitats valt buiten een reeds bestaand beschermd statuut, waardoor de bijkomende impact beperkt zal zijn.

De natuurherstelwet werd doorheen het Europese wetgevende proces herhaaldelijk gewijzigd, waarbij heel wat bepalingen in vergelijking met de initiële voorstellen uiteindelijk minder bindend zijn geformuleerd. Er zijn nu hoofdzakelijk inspanningsverbintenissen vereist, eerder dan resultaatsverbintenissen. Ook is er een aantal uitzonderingsgronden ingevoerd (bv. voor hernieuwbare energie of nationale defensie).

De concrete gevolgen van de Europese Natuurherstelwet zullen de komende jaren in de praktijk duidelijker worden. Zo zal bv. nog duidelijker moeten worden wat onder bepaalde begrippen wordt begrepen, wat wel en niet onder de uitzonderingsgronden valt (bv. “grootschalige overmacht”, “onvermijdelijke habitattransformaties” of “regionale en plaatselijke kenmerken en bevolkingsdichtheid”). Ook de wisselwerking met de bestaande beschermingsregimes zal nog in de praktijk duidelijker moeten worden.

Uiterlijk op 31 december 2033 zal de verordening worden geëvalueerd, onder meer wat betreft de impact op de landbouw, bosbouw en visserij en de bredere sociaaleconomische effecten.

Bron: Jef Seghers van LDR advocaten