Windhinder bij hoogbouw moet al beoordeeld worden op niveau van het plan-MER

20 juni 2024
by LDR Advocaten

De Raad van State bevestigde in een recent arrest dat windhinder een aspect is dat al in de milieueffectenrapportage op plan-niveau onderzocht moet worden. (RvS 17 mei 2024, nr. 259.769).

De Raad vernietigde met dat arrest zowel het besluit van de gemeenteraad van de stad Antwerpen van 25 april 2022 dat het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) ‘Pelikaanstraat’ definitief vaststelt, als het besluit waarmee het team Omgevingseffecten het plan-MER over dat RUP goedkeurt.

Het plan-MER bevat geen beoordeling van de mogelijke windhinder van de hoogbouw – met twee torens van maximaal 100 m hoog op specifieke locaties – binnen het plangebied.

Artikel 4.1.4 DABM bepaalt dat bij de milieueffectenrapportage aan de veiligheid en gezondheid van de mens een plaats toegekend moet worden die evenwaardig is aan de sociale, economische en andere maatschappelijke belangen (art. 4.1.4 §1 DABM). Daarbij moeten onder meer alle te verwachten gevolgen voor mens en milieu van de actie, systematisch en wetenschappelijk verantwoord geanalyseerd en geëvalueerd worden (art. 4.1.4 §2 DABM).

Hoewel de specifieke locatie van de torens vastgelegd was, wordt in het door team Omgevingseffecten (voormalig team MER) goedgekeurde plan-MER en in het definitief vastgestelde gemeentelijk RUP gesteld dat windhinder ingevolge de hoogbouw pas op projectniveau onderzocht moet worden, en niet op plan-niveau.

Als argument wordt daarvoor schrijft men dat “de intekening en effectieve uitvoering van de bouwvolumes nog niet vastligt, en [bij] het in beeld brengen van de mogelijke effecten van windhinder de specifieke locatie, configuratie en hoogte van belang is.” De Raad van State neemt dit argument niet aan. De locatie en hoogte van de torens is immers al bepaald, waardoor de windstudie al op plan-niveau kon en moest gebeuren. Dat er in de projectfase nog architecturale variaties mogelijk zijn, doet daaraan volgens de Raad geen afbreuk.

Dat een eerder opgemaakte windstudie in de toelichtingsnota bij het RUP opgenomen is, kan dat tekort niet verhelpen. Naar die windstudie wordt niet verwezen in het plan-MER, waardoor de MER-deskundigen “minstens zelf een inschatting [dienden] te maken of er een ernstig risico op windhinder bestond, waarna het team Mer zich daarover diende uit te spreken, zodat de plannende overheid met kennis van zaken kon oordelen”. Dit geldt des te meer aangezien zowel de Gecoro, de districtsraad Antwerpen als het departement Omgeving in hun adviezen kritiek uitten inzake windhinder.

De Raad besluit dat er sprake is van een schending in van de decretale waarborg op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen van het gemeentelijk RUP ‘Pelikaanstraat’ voor mens en milieu.