De restrictieve interpretatie van de vereenvoudigde vergunningsprocedure
De vereenvoudigde vergunningsprocedure biedt allerlei voordelen voor de vergunningsaanvrager. Enerzijds moet er geen openbaar onderzoek worden gehouden, wat de inspraakmogelijkheden van derden aanzienlijk verkleint. Anderzijds moet de vergunningverlenende overheid een beslissing nemen binnen de 60 dagen na het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek (art. 46, §1, eerste lid van het Omgevingsvergunningsdecreet), wat aanzienlijk korter is dan de normale beslissingstermijn van 105 dan wel 120 dagen na voormeld onderzoek in de gewone procedure (art. 32, §1 van het Omgevingsvergunningsdecreet) .
Om gebruik te kunnen maken van de voordelen van de vereenvoudigde procedure, moet de vergunningsaanvraag voldoen aan allerlei voorwaarden. Als de aanvraag niet voldoet aan één van deze voorwaarden en dus onterecht in het regime van de vereenvoudigde omgevingsvergunningsprocedure is behandeld, leidt dit volgens vaste rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen niet enkel tot vernietiging maar zelfs tot de definitieve stopzetting van de procedure (de zgn. ‘indeplaatsstelling’ of ‘substitutie’).
Uit voorgaande uiteenzetting blijkt dat de correcte toepassing van de vereenvoudigde procedure zéér belangrijk is. Nochtans zijn niet alle voorwaarden van de vereenvoudigde procedure altijd even duidelijk geformuleerd. Zo is één van de (negatieve) voorwaarden voor de vereenvoudigde procedure dat het niet mag gaan om “het oprichten van gebouwen of constructies met een bruto grondoppervlakte van meer dan 500 vierkante meter” (art. 13, eerste lid, 1°, b), 3), i) van het Omgevingsvergunningsbesluit). In het arrest RvVb 6 april 2023, nr. RvVb/A/2223/0756, Glorieux e.a rijst dan ook de vraag of noodzakelijke toegangen en opritten naar het gebouw, die overeenkomstig het Vrijstellingsbesluit zijn vrijgesteld van een omgevingsvergunning, moeten worden meegenomen voor de berekening van de maximum bruto grondoppervlakte van 500 m².
De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelt zeer consequent dat de vereenvoudigde procedure als “uitzonderingscategorie, waarin zonder inspraak onder de vorm van een openbaar onderzoek tot een vergunningsbeslissing wordt gekomen, een restrictieve interpretatie” vergt. Bij gebrek aan nadere duiding in het Omgevingsvergunningsbesluit moet de bruto grondoppervlakte in de spraakgebruikelijke betekenis worden begrepen. De ‘bruto grondoppervlakte’ is dan ook de totale grondoppervlakte van alle aangevraagde stedenbouwkundige handelingen voor het oprichten van gebouwen en constructies, inclusief de vrijgestelde verhardingen die in functie van het project worden voorzien, en die overeenkomstig artikel 4.1.1, 3° VCRO worden beschouwd als constructies.