Gevolgen van de verstrenging van de rechtspraak omtrent de stikstofimpact van aangevraagde projecten

15 januari 2024
by LDR Advocaten

De laatste jaren heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen heel wat belangrijke arresten geveld omtrent de stikstofimpact van projecten. In deze rechtspraak stelde de Raad zich streng op, wat ertoe leidt dat de beoordeling van de stikstofimpact van een project steeds complexer wordt. Zo is er het arrest waarin de Raad oordeelde dat de Vlaamse PAS-kaders niet zomaar kunnen gebruikt worden bij de VEN-toets, ook wel verscherpte natuurtoets genoemd. Een ander voorbeeld is het arrest waarin de Raad oordeelde dat de ministeriële instructie betreffende de beoordeling van de stikstofuitstoot van vergunningsaanvragen met mogelijke betekenisvolle effecten op habitatrichtlijngebieden niet kon aangewend worden bij de VEN-toets.

Met zijn arrest van 21 september 2023 zet de Raad deze rechtspraak verder. De Raad oordeelt dat bij de beoordeling van de stikstofimpact van een project in het kader van een passende beoordeling en VEN-toets niet enkel rekening moet gehouden worden met de stikstofemissies en -deposities tijdens de exploitatie van het project, maar ook tijdens de aanlegfase.

Rekening houdend met het feit dat met elk bouwproject wel stikstofemissies en deposities gepaard gaan, zal dit arrest een grote impact hebben op de praktijk. Bij elke vergunning waar het stikstofaspect van een project onderzocht moet worden zal men deze rechtspraak moeten respecteren.

De impact zal sterk voelbaar zijn bij projecten die onderhevig zijn aan een VEN-toets. Dit arrest kadert immers in een context waarin de rechtspraak van de Raad de laatste jaren zeer strikt is met betrekking tot de VEN-toets in het algemeen en het stikstofaspect hiervan in het bijzonder. In meerdere recente arresten heeft de Raad benadrukt dat artikel 26bisvan het Natuurdecreet, wat de basis vormt voor de VEN-toets,  inhoudt dat elke onvermijdbare en onherstelbare schade aan het VEN ontoelaatbaar is. Verder moet ook verwezen worden naar de rechtspraak die stelt dat men bij de VEN-toets telkens in concreto moet bewezen worden dat er geen enkele onvermijdbare en onherstelbare schade aan het VEN is.

Ook op projecten onderhevig aan een passende beoordeling, waarbij beoordeeld moet worden of het project betekenisvolle schade zal toebrengen aan een speciale beschermingszone, zal de impact hoog zijn. In zowat alle stikstofgevoelige speciale beschermingszones worden de kritische depositiewaardes al overschreden. Bijgevolg schept elke bijkomende depositie, hoe gering ook, het vermoeden dat er een betekenisvolle aantasting van de speciale beschermingszone zal zijn.

Bijgevolg zal, nu de Raad oordeelt dat nog een extra categorie van stikstofdeposities en -emissies moet worden meegenomen in de beoordeling van de stikstofimpact van projecten, het nog moeilijker worden om aan te tonen dat een project de VEN-toets en de passende beoordeling doorstaat.

Voorgaand arrest zal dus een grote impact hebben op de vergunbaarheid van toekomstige projecten.

 

Bron: Barbara DE COCKER van LDR Advocaten