(G)een risico bij het verlengen van de beslissingstermijn over omgevingsvergunningsaanvragen

16 oktober 2023
by LDR Advocaten

Het Omgevingsvergunningsdecreet legt aan de vergunningverlenende overheid in zowel eerste administratieve aanleg als in laatste administratieve aanleg strikte termijnen op waarbinnen zij een beslissing moet nemen over de omgevingsvergunningsaanvraag. Het overschrijden van deze beslissingstermijnen leidt onverbiddelijk tot een stilzwijgende weigering of een stilzwijgende afwijzing van het administratief beroep. Wel voorziet het Omgevingsvergunningsdecreet in de mogelijkheid om in bepaalde gevallen deze beslissingstermijn te verlengen.

In de gewone vergunningsprocedure kan de beslissingstermijn namelijk verlengd worden in drie gevallen, met name 1) bij de organisatie van een nieuw openbaar onderzoek als gevolg van een wijziging van de vergunningsaanvraag, 2) bij de toepassing van de administratieve lus en 3) bij een omgevingsvergunningsaanvraag die een zaak der wegen omvat (artikel 32, § 2 OVD). Deze verlengingsmogelijkheden gelden mutatis mutandis in de beroepsprocedure (artikel 66, § 2 OVD). Een verlenging van de beslissingstermijn is evenwel niet mogelijk in het kader van de vereenvoudigde vergunningsprocedure.

Deze verlenging van de beslissingstermijn kan slechts “eenmalig” worden toegepast. Zo kan een wijzigingsverzoek met de organisatie van een nieuw openbaar onderzoek maar één keer leiden tot een verlenging van de beslissingstermijn. Een tweede wijzigingsverzoek kan dus niet nogmaals de beslissingstermijn verlengen (RvVb 6 oktober 2022, nr. RvVb-A-2223-0103, ROGGE). 

In een arrest van 12 januari 2023 (RvVb-A-2223-0405, nv WINVEST HOLDING) wordt het begrip “eenmalig” verder verduidelijkt door de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De Raad hanteerde daarbij een strikte interpretatie door het meervoudig toepassen van deze “eenmalige” termijnverlengingen uitdrukkelijk uit te sluiten. Zo oordeelde de Raad dat artikel 66, § 2 OVD slechts eenmalig als rechtsgrond kan dienen om de beslissingstermijn te verlengen. Een opeenvolgende toepassing van de verlengingsmogelijkheden in artikel 66, § 2 OVD wordt door de Raad voor Vergunningsbetwistingen derhalve uitdrukkelijk uitgesloten.

Hoewel artikel 66, § 2 OVD voorziet in drie gevallen waarin de beslissingstermijn van rechtswege verlengd kan worden, is een termijnverlenging op grond van artikel 66, § 2 OVD overeenkomstig voormelde rechtspraak slechts één keer mogelijk. Indien één van de drie opties wordt uitgeput, dan kan de beslissingstermijn nadien niet nog eens van rechtswege worden verlengd. Een dubbele termijnverlenging is bijgevolg in principe uitgesloten.

Niettegenstaande voormelde rechtspraak betrekking heeft op een termijnverlenging in laatste administratieve aanleg, kan deze naar analogie worden toegepast op de termijnverlengingen in de gewone vergunningsprocedure in eerste administratieve aanleg.

Een dubbele termijnverlenging is echter wel nog mogelijk in laatste administratieve aanleg, nu in de beroepsprocedure de beslissingstermijn ook verlengd kan worden op gemotiveerd verzoek van de vergunningsaanvrager (artikel 66, § 2/1 OVD). In het hierboven aangehaalde arrest van 12 januari 2023 erkende de Raad voor Vergunningsbetwistingen nu eenmaal ook uitdrukkelijk dat een opeenvolgende toepassing van artikel 66, § 2 OVD en artikel 66, § 2/1 OVD wel toegelaten is. Laatstgenoemde termijnverlenging gebeurt evenwel niet van rechtswege, maar moet uitdrukkelijk worden goedgekeurd door de vergunningverlenende overheid.

Hoewel artikel 66, § 2 OVD en artikel 66, § 2/1 OVD elk slechts eenmalig kunnen dienen als grond om de beslissingstermijn te verlengen, is in beginsel een verlenging van de beslissingstermijn in toepassing van artikel 66, § 2 OVD en vervolgens in toepassing van artikel 66, § 2/1 OVD (of omgekeerd) niet uitgesloten.

Wel moet de reden die door de vergunningsaanvrager wordt aangevoerd bij een termijnverlenging op grond van artikel 66, § 2/1 OVD (termijnverlenging op gemotiveerd verzoek van de vergunningsaanvrager), een andere oorzaak hebben dan de redenen tot uitstel vermeld in artikel 66, § 2 OVD. Eenzelfde feitelijke omstandigheid kan dus niet aan de basis liggen van zowel de termijnverlenging op grond van artikel 66, § 2 OVD als de termijnverlenging op grond van artikel 66, § 2/1 OVD. Zo kan een formeel wijzigingsverzoek met nieuwe plannen niet leiden tot een bijkomende verlenging van de beslissingstermijn op grond van artikel 66, § 2 OVD, als de beslissingstermijn reeds werd verlengd op grond van artikel 66, § 2/1 OVD nadat daarom uitdrukkelijk werd verzocht door de vergunningsaanvrager onder verwijzing naar de ontwerpplannen. In dat geval ligt immers eenzelfde feitelijke omstandigheid, zijnde de nieuwe plannen, aan de basis van de termijnverlengingen.

De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde namelijk in een arrest van 13 juli 2023 (RvVb-A-2223-1072, nv BOUWMATERIALEN VAN PELT) dat eenzelfde feitelijke omstandigheid niet “dubbel” mag worden gekwalificeerd en derhalve geen aanleiding mag geven tot een dubbele termijnverlenging. Bij een termijnverlenging in de administratieve beroepsprocedure op uitdrukkelijk verzoek van de aanvrager (artikel 66, § 2/1 OVD), zal de aanvrager bijgevolg steeds goed moeten formuleren waarom hij deze termijnverlenging noodzakelijk acht, waarbij de feiten die aan de basis liggen van het verzoek tot termijnverlenging niet dezelfde mogen zijn als deze die aan de basis liggen van de termijnverlenging vermeld in artikel 66, § 2 OVD.

Hogervermelde strikte rechtspraak inzake de mogelijkheid om de beslissingstermijn te verlengen, staat echter wel op gespannen voet met de doelstelling van het Omgevingsvergunningsvergunningsdecreet om tot een meer oplossingsgerichte en flexibele vergunningsprocedure te komen. Een iets langere beslissingstermijn die resulteert in een vergunning, is nu eenmaal beter dan kortere termijnen, die aanleiding geven tot meer weigeringen en beroepen.

In het licht daarvan voorziet de decreetgever in een wijziging van het Omgevingsvergunningsdecreet, waarbij meerdere wijzigingsverzoeken door de aanvrager mogelijk zullen worden, waaraan telkens een termijnverlenging kan worden gekoppeld, en waarbij desgevallend ook telkenmale een bijkomend openbaar onderzoek wordt georganiseerd.

In afwachting van deze wijziging moet echter wel nog steeds rekening worden gehouden met hogervermelde strenge rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen over de termijnverlenging. Een onwettige verlenging van de beslissingstermijn is nu eenmaal niet zonder enig risico. De onwettige toepassing ervan, heeft nu eenmaal tot gevolg dat de verlenging van de beslissingstermijn buiten beschouwing moet worden gelaten en de beslissingstermijn terug wordt ingekort, waardoor de omgevingsvergunningsaanvraag veelal moet worden geacht stilzwijgend te zijn geweigerd of het beroep moet worden geacht stilzwijgend te zijn afgewezen. Voorzichtigheid is hierbij dan ook de moeder der wijsheid.  

 

Bron: Fien De Corte, LDR Advocaten