Richting een meer biodivers bedrijfsterrein voor fauna én flora
Van je bedrijfsterrein een stapsteen maken in een natuurlijk, ecologisch netwerk. Dat maakt voor vele insecten en andere dierensoorten het verschil tussen leven en dood, want je creëert het broodnodige voedsel voor insecten. Reeds 75% van de ongewervelden is de voorbije 25 jaar verdwenen. We kunnen dit tegengaan en hun voortbestaan proberen te redden en daar hangt ook het voortbestaan van andere dierensoorten vanaf.
Insecten hebben voedsel nodig om te overleven. Deze insecten zijn samen met de planten en het ondergrondse leven de basis van de voedselketen, we hebben ze nodig voor de ecologische opbouw van het natuurlijk systeem. Als de basis in orde is, komt de rest (vogels, zoogdieren, paddenstoelen …) vanzelf. Zorg dus dat er ononderbroken bloeiende planten aanwezig zijn en dit van de verschillende plantenfamilies van maart tot november. Je trekt hierdoor meer soorten aan en bouwt aan een groener en biodiverser Vlaanderen.
Hoe beter je je ecologische terreininrichting doet, hoe meer insectensoorten er zullen voorkomen. Generalisten bezoeken meerdere plantensoorten voor nectar (volwassen dieren) en stuifmeel (de larven). Specialisten zijn afhankelijk van een klein aantal verschillende planten. Bij je terreininrichting tracht je dus zoveel mogelijk soorten aan te brengen in het systeem zodanig dat er altijd een deel overblijft als er zich calamiteiten voordoen (klimaat, overbemesting, pesticiden, verdroging, ziekte, …).
Vaak kan je met eenvoudige en goedkope beheeraanpassingen positieve verandering creëren. We kunnen een ontwikkeling van vegetatie sturen door een beheer toe te passen, of bij de inrichting van een terrein door een biodiverse aanleg. Zelfs op kleine terreinen kan je al heel veel doen. Overal waar je realisaties doet maak je stapsteentjes/stapstenen in een natuurlijk ecologisch netwerk. Denk ook aan de rol van water, in de vorm van een poel. Die is in feite onvervangbaar.
Met onderstaande basisprincipes spring je al ver. Wil je nog een stapje verder laat je dan begeleiden door een goede ecoloog (Herman Dierickx – herman.dierickx@telenet.be).
BASISPRINCIPES VOOR ECOLOGISCH TERREINBEHEER
Houd onderstaande basisprincipes steeds voor ogen:
- Zet in op verschraling om meer natuur te creëren. Voedselrijke bodem (N, P, K) is soortenarme natuur en voedselarme bodem is soortenrijke natuur. Over het algemeen doen we dit door te maaien en het maaisel af te halen. Hoe schraler de grond, hoe meer energie de plant steekt in bloemen en niet in bladeren.
- Zorg voor bloeiende planten (nectar, stuifmeel) als voedsel voor onze insecten, niet voor siergrassen. Samen met insecten en het ondergronds leven zijn planten de basis van onze voedselketen.
- Gebruik nergens meststoffen en pesticiden.
- Start met een landschapsanalyse (allerlei aanvoer- en afvoerroutes, plantensoorten in de buurt) en een nulinventaris op het terrein (welke planten- en insectensoorten zijn er al aanwezig?). Je krijgt hierdoor een goed beeld van de ecologische waarde van het moment én het ecologisch potentieel van de toekomst. Hierdoor stijgt het slaagpercentage van de natuurlijke inrichting van je terrein aanzienlijk. Houd hierbij ook steeds rekening met het waterverhaal (vochtigheid, helling, kwelwerking, regenwateropvang...).
- Kies inheemse, wilde, doorlevende soorten die je terugvindt in de nabijheid om in te zaaien of aan te planten op het terrein.
- Geef nooit water! Zaai en plant op het juiste moment, enkele dagen voor het regent. Zaaien doe je in september en oktober. Planten kan het hele jaar voor doorlevende kruidachtigen, behalve als het te koud, te warm, te droog of te nat is.
- Zorg voor variatie en stabiliteit. De natuur die je ontwikkelt moet zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn. Beheren of ingrijpen moet beperkt blijven tot een minimum. De natuur laat je best zoveel mogelijk met rust zodat het boven- en ondergronds leven zich kan ontwikkelen.
- Zorg voor water in de vorm van een poel. Een poel trekt leven aan. Denk maar aan diverse soorten libellen, waterjuffers, muggen, eendagsvliegen, schaatsenrijders, kikkers, salamanders, … Bij het aanleggen is het oeverprofiel en bodemprofiel belangrijk. De poel moet diep genoeg zijn, zodat deze nooit droogvalt. Zorg ook voor ondiepere warme plekken in de zon. Dit hebben koudbloedigen nodig om op te warmen.
- Wacht 6 maand voor de natuurlijke enting van mycorrhizae en zaden via natte en droge stormen als je een nieuw terrein aanlegt.
- Zet de juiste planten op de juiste plaats. Dit zorgt voor gezonde planten die nectar, stuifmeel, vruchten, hout, … van een goede kwaliteit afleveren. Kies dus voor soorten uit de ecoregio van de locatie waar je dit wenst te doen. Een ecoregio is een streek die in fysisch-geografisch (bodemeigenschappen, reliëf) en ecologisch (natuur en milieu) opzicht min of meer homogeen is. Vooral het klimaat, het ontstaan van het reliëf en de bodem zijn bepalend voor de natuurtypes die in een bepaalde ecoregio van nature kunnen voorkomen. Zo zijn er in Vlaanderen 12 ecoregio's. Meer informatie hierover vind je op de website van Ecopedia.
- Vermijd bodemverdichting. Bodemverdichting is een vorm van bodemdegradatie waarbij de bodemstructuur verloren gaat. De bodem wordt samengedrukt, lucht en water wordt eruit geduwd. Dit kan veroorzaakt worden door zware (landbouw)machines, begrazing, maar ook door te wandelen/maaien op natte bodems.
- Bekijk even het bodemprofiel. De fractie zand bepaalt het verschralingspotentieel en de potentiële ecologische ontwikkeling. Ook de dikte van de humuslaag bepaalt veel.
PLANTEN- EN DIERSOORTEN DIE WE WILLEN AANTREKKEN
Hieronder leer je meer over enkele ondergewaardeerde planten- en dierensoorten:
- Bladluizen (en wortelluizen) zuigen plantensappen uit het blad om suikers op te nemen. Van wat ze zelf niet nodig hebben maken de luizen een zoet restproduct - honingdauw - en zetten dat af op het blad. Honingdauw maar ook de bladluizen zelf zijn voor vele insecten voedsel in het voorjaar. Bladluizen trekken in het begin van het jaar mee de ecologische piramide in gang.
- Distels, brandnetels maar ook bramen zijn belangrijke waardplanten voor heel veel insecten. Ze dienen als nest/woonplaats, voeding, en vormen in warme zomers een koele plek. Zorg dat deze aanwezig zijn, maar isoleer ze door er andere planten rond te zetten. Zo houd je ze op die ene plaats.
- Kleine en grote ratelaar is een halfparasiet op bepaalde grassoorten. Deze eenjarige neemt de sapstroom van grassen gedeeltelijk over waardoor de aanwezige grassen onderdrukt worden. Daardoor krijgen zaden van bloemplanten meer licht om te kiemen. Ze geeft de voorkeur aan licht vochtige tot licht droge graslanden op voedselarme, meestal (licht) basische bodem.
- Kleine klaver is een bio-indicator voor een kwaliteitsvolle bodem. Het kan een voorbode zijn voor orchideeën.
- Verschillende soorten doorlevende wikke produceren nectar in de bladoksels. Hierdoor is deze soort zeer interessant voor insecten. Wel opletten voor woekeren
- Een boomgaard (met hoog- of halfstammige oude fruitrassen) of kleinfruit in combinatie met een grasland kan ecologisch een meerwaarde betekenen, als de grond hiervoor geschikt is (niet te nat, beperkte aanwezigheid van nutriënten en zonder pesticiden).
- Sommige planten, vb. Smeerwortel, kunnen ingezet worden als nutriëntenpomp. Dergelijke planten wortelen heel diep, tot wel 5 meter diep, om mineralen zoals koper, magnesium, en water … omhoog te halen. Wanneer deze planten afsterven (of zouden gebruikt worden als mulch) komen de mineralen opnieuw vrij en kunnen andere soorten ervan profiteren.
- Van de 360 soorten bijen die in Vlaanderen voorkomen leven er maximum 70 soorten in een bijenhotel. Belangrijk is de ligging in de zon. Hun eitjes hebben zon nodig om uit te komen. Deze eitjes mogen niet nat worden, daarom is het belangrijk dat je een dakje voorziet zodat er geen regen kan inslaan. Deze bijtjes zoeken voedsel in de omgeving van het bijenhotel (max. 300 meter). Zorg dat er voldoende bloemen aanwezig zijn in de buurt.