De ontvankelijkheid van het jurisdictioneel beroep van het college van burgemeester en schepenen: een ongunstig advies is geen administratief beroep
In een arrest van 13 januari 2022 (nr. RvVb-A-2122-0336) heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: ‘de Raad’) duidelijkheid verschaft over de ontvankelijkheid van het jurisdictioneel beroep van het college van burgemeester en schepenen.
Zo oordeelt ze dat, ook voor het college van burgemeester en schepenen, het instellen van een correct, ontvankelijk bestuurlijk beroep een noodzakelijke voorwaarde is voor een ontvankelijk rechterlijk beroep bij de Raad. Meer specifiek stelt zij dat een college zich niet kan beperken tot het afleveren van ongunstige adviezen in eerste en tweede administratieve aanleg om een jurisdictioneel beroep tegen een omgevingsvergunningsbeslissing in te stellen. Om een dergelijk ontvankelijk jurisdictioneel beroep bij haar zetel te bekomen, acht de Raad dat het college daarenboven steeds een ontvankelijk administratief beroep tegen een voor haar nadelige beslissing dient ingesteld te hebben. De Raad stoelt haar argumentatie op artikel 105, §2, tweede lid van het Omgevingsvergunningsdecreet, volgens hetwelk “aan wie verweten kan worden (…) een (…) nadelige vergunningsbeslissing niet (te hebben) bestreden door middel van het daartoe georganiseerd administratief beroep bij de bevoegde overheid” wordt geacht te hebben verzaakt aan het recht om zich tot de Raad te wenden.
Aangezien het college in casu niet aantoont dat het niet instellen van het daartoe openstaand bestuurlijk beroep hem niet verwijtbaar is, acht de Raad dat hierdoor verzaakt werd aan het recht zich tot de Raad te wenden hetgeen de onontvankelijkheid van de vordering tot vernietiging tot gevolg heeft. Hieruit leiden we af dat de uitputting van de administratieve beroepsprocedures als strikte ontvankelijkheidsvereiste ook geldt voor publiekrechtelijke adviesinstanties zoals het college van burgemeester en schepenen en dat het niet benutten van de georganiseerde beroepsmogelijkheid tijdens de administratieve vergunningsprocedure niet omzeild kan worden door het afleveren van een ongunstig advies.