Biosafety, biosecurity, biorisk, ...
De laatste 2 jaren, misschien zonder dat we er ons bewust van waren, pastte iedereen van ons een aantal basisprincipes toe van bioveiligheid. Het coronavirus - SARS-CoV-2 (severe acute respiratory syndrome coronavirus type 2) is het virus dat de ziekte COVID-19 kan veroorzaken. Over heel de wereld werden we geconfronteerd met maatregelen om ons te beschermen tegen dit virus en verdere verspreiding in te dijken.
Toon De Kesel is al meer dan 30 jaar actief en gespecialiseerd in het domein van de biologische veiligheid. De ideale spreker dus voor onze infosessie bioveiligheid! Toon gaf een aantal basisprincipes mee waarna de 33 deelnemers aan de slag kunnen in de organisatie waar ze werkzaam zijn.
Zo werden ook de termen biosafety, biosecurity, biorisk toegelicht:
- De term biosafety (biologische veiligheid) wordt al gebruikt sinds de jaren ‘70 en heeft alles te maken met preventie, dus het voorkomen van onbedoelde of accidentele blootstelling door het werken met biologische agentia en hun uitscheidings- of stofwisselingsproducten (bv. toxinen en allergenen).
- Biosecurity (biologische beveiliging) wordt sinds de jaren ‘90 in de mond genomen wanneer het gaat over het oneigenlijk ongeoorloofd (mis)gebruik en richt zich op maatregelen ter bescherming van de pathogenen zodanig dat deze niet in de handen komen van individuen die opzettelijke vrijstelling willen veroorzaken. Met deze maatregelen voorkomt men verlies, misbruik en diefstal.
- Biorisk is de samenvoeging van de begrippen biosafety en biosecurity.
Dit alles is natuurlijk verbonden aan een wettelijk kader op verschillende niveaus (globaal, Europees, Federaal, Vlaams) en brengt verplichtingen met zich mee voor de werkgevers van inrichtingen die met gevaarlijke biologische agentia, al dan niet genetisch gemodificeerd, werken.
Op Vlaams niveau vinden we de wetgeving terug in het DABM en Vlarem II:
- De noodzaak voor een kennisgeving of toelating en de dossiertaksen onder hoofdstuk 5 van titel V van het DABM;
- De kennisgevings- en toelatingsprocedure onder deel 1 hoofdstuk 1.5 van Vlarem II;
- De sectorale voorwaarden onder deel 5 hoofdstuk 5.51 van Vlarem II en in de bijlagen (5.51.3 tot 5.51.5). Hoofdstuk 5.51 is van toepassing op inrichtingen in rubriek 51 van de indelingslijst (bijlage 1 van Vlarem II).
Activiteiten met pathogenen voor mens, dier of plant en GMO’s (genetisch gemodificeerde organismen) vereisen een omgevingsvergunning rubriek 51 én daarnaast ook een bioveiligheidstoelating per activiteit. De omgevingsvergunning voor rubriek 51 geeft enkel toelating om een infrastructuur (bv. laboratorium, serre, proefdierlokaal of productieruimte) te bouwen waarin veilig kan worden gewerkt levende biologische agentia en die eveneens waarborgen biedt om de verspreiding ervan in het milieu te voorkomen. De activiteiten verricht met deze biologische agentia moet bijkomend via een toelatingsaanvraag of via kennisgeving worden aangevraagd en goedgekeurd door het Departement Omgeving. Zonder geldige bioveiligheidstoelating heb je geen toelating om te werken met pathogene micro-organismen en GMO’s.
Ook moet er een (interne of externe) bioveiligheidscoördinator aangeduid worden met de nodige bekwaamheden, kennis en ervaring op het gebied van ingeperkt gebruik van GGO’s en/of pathogene organismen. De bioveiligheidscoördinator heeft ondermeer de supervisie over de risico-evaluatie van het ingeperkt gebruik dat door de gebruikers uitgevoerd wordt, voorziet de nodige veilige werkpraktijken en coördineert de kennisgevingen of toelatingsaanvragen. De aanstelling van de bioveiligheidscoördinator moet gemeld worden via een aanstellingsformulier bij Sciensano, Sectie Bioveiligheid en Biotechnologie (SBB).
Biologische agentia worden ingedeeld in 4 risicogroepen, volgens het infectierisico. Risicogroep 1 organismen betreffen de micro-organismen die geen enkel negatief effect hebben op mens, dier en omgeving. Risicogroep 4 pathogene micro-organismen (vb. Ebolavirus) veroorzaken een ernstige ziekte, verspreiden zich heel gemakkelijk in de omgeving. Ter bescherming tegen risicogroep 4 micro-organisme bestaan geen profylatische noch therapeutische middelen.
Daarnaast zijn er ook 4 inperkings- of beheersingsniveaus: BSL-1, BSL-2, BSL-3 en BSL-4 met daaraan gekoppeld de technische inrichtingsvereisten en te nemen preventieve maatregelen inzake bioveilige werkpraktijken en afvalstoffenbeheer. De te voorziene maatregelen in BSL-4 zijn heel wat strikter dan in BSL-1. De maatregelen verbonden aan een bepaald inperkingsniveau zijn verschillend naargelang het een laboratorium betreft of een industrieel procedé́ en zijn steeds gebaseerd op een risico-analyse.
Meer weten? Hier vind je alvast alle info: https://www.bioveiligheid.be/