Landschap lezen: hoe doe je dat? En welke tips zijn er voor landschapsherstel en -onderhoud?

10 januari 2022
by Sylvie Baert

Begin december 2021 vond het tweede deel van onze tweedaagse opleiding landschap lezen plaats. We maakten dezelfde wandeling als in we in het voorjaar deden, maar bekeken het landschap vanuit een andere invalshoek. Nu ging de aandacht naar de abiotiek, de geschiedenis en de cultuur, eerder naar de biotiek. De wandeling werd begeleid door Herman Dierickx. In dit artikel krijg je tips om het landschap te lezen en advies om landschapsherstel en -onderhoud.

Invloed van landbouw

We bevinden ons aan het voorportaal van het Pajottenland met zand-leembodem en reliëf in het landschap. De combinatie van bodemverdichting door zware landbouwmachines, reliëf, leembodem en veel regen leidt tot plassen, beneden aan de helling. Deze zones zijn overstromingsgevoelig. Het akkerwater wordt afgelaten naar weidegronden of weggevoerd via grachten.

Een trend binnen de landbouw is dat koeien steeds minder op de weide staan. Soms blijven koeien zelfs het hele jaar door op stal en worden ze daar gevoederd. Hierdoor verdwijnt voor de landbouwers de noodzaak aan grasland en gaat men meer land aanwenden als akker.

Op de velden zien we nog oogstresten, zoals aardappelen. De aardappelen die op het veld zijn blijven liggen zorgen voor ziektes en plagen. In principe zou men de komende jaren geen aardappels mogen zetten op deze velden waar nu aardappels zijn blijven liggen. De oogst zou minder goed zijn qua kwantiteit en kwaliteit. In grootschalige landbouw wordt de teeltkeuze mee bepaald door de oogstresten, die de jaren nadien voor problemen kunnen zorgen.

Eén vijfde van de landbouwgrond in Vlaanderen wordt gebruikt voor maïsteelt, en die maïs dient als voer voor koeien. Maïs is een teelt die verzwakt door de klimaatsverandering, net als spruiten. In ons land komen steeds meer zuiderse schimmels op maïs voor door de klimaatopwarming (te veel zon én regen). Dit kan dramatisch zijn voor de landbouwers die dit gebruiken als voeder voor de koeien.

Erosie

Bij watererosie worden bodemdeeltjes losgemaakt en verplaatst door inslaande regendruppels of stromend water. Erosie heeft zowel maatschappelijke, landbouwkundige als milieukundige negatieve gevolgen: modderoverlast, wegspoelen van vruchtbare bodem, problemen bij bodembewerking, wegspoelen van meststoffen en pesticiden met negatieve gevolgen voor de biodiversiteit, opbrengstdalingen, dichtslibben van beken en riolering, …

Erosie veroorzaakt landschapsdegradatie en ecologische achteruitgang en wordt beïnvloed door tal van factoren, waar de landbouwer al dan niet invloed op heeft. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en de intensiteit van de neerslag, bodemtextuur, helling van het perceel, …

Landbouwers kunnen acties ondernemen die de bodem meer weerbaar maken tegen erosie en acties die de kracht van regen en stromend water breken. Dit vertaalt zich concreet in volgende maatregelen:

  • Organisch stofgehalte op peil houden, vb. door groenbemesters
  • Kiezen voor gewassen met een goede (en snelle) bodembedekking, die ook klimaatbestendig zijn. (Geen maïs dus)
  • Bewerken volgens de hoogtelijnen of aanplantingen van houtkanten, hagen, bomen op de hoogtelijnen en dit om de 50 meter.
  • Voorzien van dammen (duur)
  • Bodemverdichting tegengaan door rupsbanden of lage drukbanden met breed draagvlak te gebruiken
  • Brede akkerranden inzaaien met een mix van grassen of gras/klaver of nog beter met een mengsel dat ecologisch interessanter is (en aangepast maairegime). Dit om afstroming te beletten.

Landbouwers zijn geen voorstander van verkleinschaliging. Grote landbouwmachines kunnen niet gebruikt worden op kleine percelen en bij grootschalige landbouw verdienen ze meer per gewerkt uur. Echter als landbouwers er ook (financieel) voordeel aan hebben zullen ze meestappen in dit verhaal.

Graslanden

De invloed van grasland op erosie is groot. Landbouwers gebruiken steeds minder grasland doordat koeien vaker op stal blijven. Enkel in de paardenteelt zien we nog veel graslanden, deze zijn echter vaak van slechte kwaliteit. Veel paardenhouders hebben kleine percelen waardoor de paardenbegrazing zeer intensief is. De bodem is gedegradeerd door verdichting en vertrappeling. De afsluiting van paardenweides (post rail afsluiting) geeft ruimtelijk een artificiële indruk (waterpas).

Landschapsverloedering en -degradatie

Privatisering van land zorgt ook vaak voor een negatieve impact, als voorbeelden van wat er met het landschap kan gebeuren:

  • Hagen (geen vergunning nodig) verdichten het landschap en hierdoor ben je verzicht kwijt.

Op te merken is dat hagen wel een mooiere en natuurlijke afsluiting vormen, t.o.v. bv. panelen, muren, ...

  • Verleggen van wandelpaden omdat dit als storend wordt ervaren door mensen die dicht bij het wandelpad wonen.
  • Het scheuren van graslanden voor akkergebruik.
  • Fruitboomgaard op een grasland. Deze streek heeft een verleden van fruitbomen.

Waarop letten bij landschapsbouw?

Een algemeen principe bij landschapsbouw is:

  • op de koppen van de helling voorzien we bomen, houtkanten, hagen, …
  • op de helling zelf is er ruimte voor landbouw
  • beneden in de vallei is er plaats voor grasland.

Op deze manier komen 3 biotopen samen in een stabiel duurzaam landschap met beperkte beheerskosten.

Landschapsherstel

Landschapsherstel wil zeggen dat men terug wil naar het landschap zoals het vroeger was.

Veel van het oude landschap is verloren gegaan door bebouwing, landbouw … Maar de allergrootste verandering in de onbebouwde delen van dit landschap is de grootschaligheid. Wanneer we het landschap tijdens deze wandeling vergelijken met hoe het was in 1775, te zien op de Ferrariskaart, merken we op dat het landschap vroeger meer dooraderd was en ingedeeld was in kleine kamers. Vroeger waren alle akkers en percelen afgeboord met hagen, houtkanten, … Langs alle wegen stonden bomenrijen en er was ook meer bos. Na de 2de wereldoorlog verdween de kleinschaligheid: hagen en houtkanten, grachten, … verdwenen. Ook de landbouw was voordien kleinschaliger (vb. het drieslagstelsel). Om het landschap te herstellen moeten we deze elementen opnieuw toepassen: gescheurde graslanden herstellen als grasland, opnieuw dreven aanleggen, bermen verbreden, terug kleine kamers creëren met houtkanten, hagen en bomenrijen, … Op te merken hierbij is dat de gronden die nu in landbouwgebruik zijn, in actieve landbouw blijven.

Je moet hierbij ook steeds rekening gehouden worden met de waterhuishouding. Wanneer je na veel regen bijvoorbeeld een film op het water ziet liggen wijst dit op de ijzerbacterie, wat de aanwezigheid van kwelwater verraadt. In gebieden met kwelwerking moet natuur de hoofdfunctie krijgen. Zulke gebieden worden door de klimaatsverandering en verdroging immers steeds schaarser.

Mogelijke instrumenten om het landschap beter te beschermen:  

  1. Landbouwers informeren over mogelijk grondgebruik en hen eventueel de juiste richting uitsturen met subsidies. De winst, het voordeel moet zichtbaar zijn vooraleer men hier oor naar heeft.
  2. Kan het systeem van ruilverkaveling (VLM) toegepast worden waarbij stukken grond geruild worden? Zo zouden bepaalde stukken, vb. waar kwelwerking is, uit de landbouw worden gehaald en de functie natuur krijgen. In theorie zou dit kunnen, echter werkt ruilverkaveling grootschaligheid in de hand terwijl men hier net naar die kleinschaligheid wil terugkeren.
  3. Onteigening en voorkooprecht zijn ook twee instrumenten die zouden kunnen werken. Echter zijn deze te duur. Geld is altijd de belemmerende factor.
  4. Kijk eerst naar de structuren die overbleven in het landschap, vb. bossen, grassen, graften, ... Gebruik dit als ankerpunt en werk hieruit verder! Kijk of die elementen ook terug te vinden zijn op de Ferrariskaart en of uitbreiding verantwoord en realiseerbaar is.
  5. Houd rekening met de klimaatsverandering bij aanplanting. Sommige (boom)soorten zijn hier beter tegen bestand dan andere. Sommige ecologen zijn nu al voorstander om uitheemse soorten in te brengen die beter bestand zijn tegen lange droogte of hevige regen.

Landschapstypering aan de hand van vegetatie

  • In parken en bossen vind je nog de authentieke vegetatie voor de regio. Deze soorten moet je inventariseren als je aan landschapsherstel/ontwikkeling doet. Als we elders een grasland of bos willen aanleggen gaan we ons baseren op de soorten die hier al aanwezig zijn.
  • Klimop op bomen is heel waardevol. Dit zorgt voor voedsel en een nestplaats voor veel insecten en vogels. Het is een fabeltje dat bomen hierdoor verstikken en afsterven.
  • Veel plantgoed in Vlaanderen komt uit Nederland. Je vindt er meer en het is er bovendien goedkoper.
  • Korstmossen zijn plantaardige structuren die bestaan uit een symbiose tussen een schimmel en een alg. Ze groeien bijvoorbeeld op bomen en zijn een goede bio-indicator voor de luchtkwaliteit: ze kwijnen weg of nemen toe bij bepaalde vervuilende luchtcomponenten zoals vb. ammoniak (NH3) en zwaveldioxide (SO2). Ze geven een beeld van hoe het met de luchtkwaliteit gesteld is.
  • Kleine zeggenvegetaties wijzen op natte graslanden of moerasland. Ze zijn grondwaterafhankelijk. Zulke vegetaties zijn zeldzaam en moeten beschermd worden. Ze herbergen heel veel insecten en amfibieën.

    Landschapsonderhoud

Klepelmaaien is nooit goed, niet voor grassen/kruiden en niet voor houtachtige vegetatie. Met een klepelmaaier wordt de vegetatie eraf gewrongen. Bij graslanden bekomt men hierdoor een heel dense vegetatie zonder bloemen. Bij houtachtigen bekomt een houtkant die niet meer groeit in de hoogte met eigenaardige groeivormen.

Kaartmateriaal

Voor (studie)werk rond het landschap is de Ferrariskaart onontbeerlijk. Het is de eerste systematische en grootschalige kartering van “België”. Het is het oudste kaartmateriaal (1775) en zeer nauwkeurig met een schaal van 1 op 11520. Het is in kleur en ook het reliëf is aangegeven. Je kan de Ferrariskaart terugvinden op Geopunt. Eén van de 3 exemplaren is terug te vinden in de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel. Daarnaast kunnen ook de Popp-kaarten of de kaarten van Vandermaelen gebruikt worden.