Wat verandert in milieuwetgeving vanaf 1 januari 2020?
Emissieplafonds voor SOx, NOx, VOS, NH3 en PM2,5 (Vlarem II, afdeling 2.10.1)
Vanaf 2020 is de jaarlijkse emissie van de verontreinigende stoffen zwaveloxiden (SOx), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen (VOS), ammoniak (NH3) en fijn stof met een aerodynamische diameter kleiner dan of gelijk aan 2,5 mm (PM2,5) van alle bronnen in het Vlaamse Gewest, inclusief de transportsector, beperkt tot hoeveelheden die niet groter zijn dan onderstaande emissieplafonds.
SOx (kiloton) | NOx (kiloton) | VOS (kiloton) | NH3 (kiloton) | PM2,5 (kiloton) | |
Plafond voor het Vlaamse Gewest voor alle bronnen | 45,3 | 97,7 | 71,7 | 41,8 | 9,8 |
Emissie in het Vlaamse Gewest in het basisjaar 2005 | 99,4 | 168,8 | 91,7 | 44,3 | 13,3 |
Het Departement Omgeving stelt uiterlijk op 1 december 2020 een verslag op met een raming van de jaarlijkse CO-emissies en de beschikbare informatie over de concentratie van CO-emissies uit stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 1 MW of meer en minder dan 50 MW, ingedeeld naar brandstoftype en capaciteitsklasse (Vlarem II, afdeling 2.11.2).
Beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) door lekverliezen in bovengrondse vaste houders (Vlarem II, subafdeling 5.17.4.5)
Vanaf 1 januari 2020 worden die metingen uitgevoerd door een erkend laboratorium in de discipline lucht als vermeld in artikel 6, 5°, b), van het VLAREL. Tot en met 31 december 2019 konden de controles met de IR-camera uitgevoerd worden door elke meettechnicus die over een basiskennis thermografie beschikt als vermeld in de NTA 8399:2015.
Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie (Vlarem II, afdeling 5.20.6)
Voor inrichtingen die vóór 1 januari 2012 vergund zijn, gelden de verplichtingen uit afdeling 5.20.6 van Vlarem II vanaf 1 januari 2020 voor inrichtingen die niet uitgerust zijn met een automatisch regelsysteem dat toelaat de slagschaduw en het geluid in voldoende mate te verminderen.
Het nieuw ‘instrumentarium windturbines en externe veiligheid’ treedt in werking op 1 januari 2020 en bestaat uit:
- het Handboek Windturbines;
- het Rekenblad Windturbines en een bijbehorende handleiding;
- het Beoordelingskader Windturbines;
- de leidraad Veiligheidsstudies Windturbines.
Alle documenten van het instrumentarium zijn terug te vinden op de website van het Team Externe Veiligheid.
Emissiegrenswaarden voor voertuigcoatingindustrie (Vlarem II, bijlage 5.59.1)
Vanaf 1 januari 2020 geldt voor bestaande installaties voor coating van nieuwe personenvoertuigen met een verbruik aan oplosmiddelen van meer dan 200 ton/jaar en jaarlijkse productie van meer dan 5000 gecoat materiaal de volgende totale emissiegrenswaarde: 35 g/m² of 1 kg/personenwagen + 26 g/m². Tot en met 31 december 2019 gold voor bestaande installaties de volgende totale emissiegrenswaarde: 60 g/m² of 1,9 kg/personenwagen + 41 g/m².
Koelinstallaties met gefluoreerde broeikasgassen (Verordening 517/2014)
Het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen, met een aardopwarmingsvermogen (GWP-waarde) van 2500 of meer voor de service of het onderhoud van koelapparatuur met een hoeveelheid koelmiddelvulling van 40 ton CO2-equivalent of meer is met ingang van 1 januari 2020 verboden. In de praktijk zal dus geen koelmiddel meer kunnen worden bijgevuld in bestaande koelinstallaties wanneer een lek optreedt.
Er geldt vanaf 2020 ook een verbod voor het op de markt brengen van stationaire koelapparatuur die werken op F-gassen met een GWP-waarde van 2500 of meer. Er zullen dus geen nieuwe koelinstallaties meer op de markt worden gebracht met dergelijke F-gassen als koelmiddel.
EPB-haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen bij grote gebouwen
Wie een gebouw laat optrekken met een bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m², moet uiterlijk één maand na indiening van de omgevingsvergunningsaanvraag voor stedenbouwkundige handelingen een EPB-haalbaarheidsstudie indienen bij het Vlaams Energieagentschap. Dit betreft een studie naar de mogelijkheid om hernieuwbare-energietechnologie toe te passen. In het besluit van 5 december 2019 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 28 december 2018 houdende algemene bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving, energieprestatiecertificaten en de certificering van aannemers en installateurs, wijst de Vlaamse minister van Energie de energievormen aan die vanaf 1 januari 2020 moeten onderzocht worden (stadsverwarming en stadskoeling, warmte-krachtkoppeling, warmtepompen, biomassaketels, zonneboilers of warmtepompboilers of zonnepanelen) en bepaalt zij dat er via een webapplicatie gerapporteerd moet worden over de resultaten van die haalbaarheidsstudie.
Erkende MER-coördinatoren
De voorbije jaren wees de initiatiefnemer van een plan of project onder zijn mer-deskundigen één deskundige aan die dan gepromoveerd werd tot ‘MER-coördinator’. Maar vanaf 1 januari 2020 kan die rol alleen nog opgenomen worden door een erkend MER-coördinator.
1 JUNI 2020
Opslag van brandbare vloeistoffen in bovengrondse houders (Vlarem II, subafdeling 5.6.1.3)
De bovengrondse houders die geen deel uitmaken van een tankenpark voldoen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, uiterlijk op 1 juni 2020 aan art. 5.6.1.3.1 (inkuiping), art. 5.6.1.3.6 (fundering), art. 5.6.1.3.7 (inkuiping) en art. 5.6.1.3.8 (afstand tussen de houders onderling en tussen de houders en de binnenwanden van de inkuiping of de onderkant van de dammen) van Vlarem II.
Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders (Vlarem II, subafdeling 5.17.4.3)
De bovengrondse houders die geen deel uitmaken van een tankenpark voldoen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, uiterlijk op 1 juni 2020 aan artikel 5.17.4.3.1 (inkuiping), 5.17.4.3.6 (fundering), 5.17.4.3.7 (inkuiping) en 5.17.4.3.8 (afstand tussen de houders onderling en tussen de houders en de binnenwanden van de inkuiping of de onderkant van de dammen) van Vlarem II.
1 JULI 2020
Controle-inrichting bij gesloten afvoer voor lozingen van afvalwaters (Vlarem II, art. 4.2.5.1.1.)
De exploitant houdt een technisch dossier en een logboek per debietsmeter, conform de voormelde code van goede praktijk, ter inzage voor de toezichthouder en de VMM. Dat technisch dossier en logboek moeten uiterlijk op 1 juli 2020 beschikbaar zijn.
Bedrijfsafvalwater vleeswarenverwerking, uitgezonderd vetsmelterijen (rubriek 45.4)
Voor oppervlaktewaterlozers betreft het voornamelijk een verstrenging van sectorale lozingsnormen vanaf 1 juli 2020 voor totaal BZV, CZV, totaal stikstof, totaal fosfor en zwevende stoffen. Voor rioollozers is er vanaf 1 juli 2020 een lozingsnorm voor de parameters koper en zink en geval per geval voor cadmium, chroom, kwik, nikkel en chloride. Voor die laatste parameters is er een kans op lozing boven IC GS waardoor mogelijks een lozingsnorm dient aangevraagd in 2020.
Bedrijfsafvalwater visverwerkende nijverheid (rubriek 45.5)
Voor oppervlaktewaterlozers betreft het voornamelijk een wijziging van sectorale lozingsnormen vanaf 1 juli 2020 voor totaal N. Voor rioollozers is er vanaf 1 juli 2020 een lozingsnorm voor de parameters koper en zink en geval per geval voor arseen, cadmium, lood, seleen en chloride. Vooral in geval van verwerking schaaldieren, vette vis en paling is er een kans op lozing boven IC GS waardoor een lozingsnorm dient aangevraagd in 2020.
1 OKTOBER 2020
Opvangen/behandelen verontreinigd hemelwater bij afvalopslagbedrijven (Vlarem II, rubrieken 2.1.1, 2.1.2, 2.2.1 en 2.2.2, hoofdstuk 5.2)
Voor inrichtingen waarvan de niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, een opslagcapaciteit van 4000 ton of minder betreft, die vóór 1 oktober 2019 vergund zijn, geldt de verplichting voor plaatsen van slibopvang en KWS-afscheider vanaf 1 oktober 2020.
Auteur: Guy Van den Broeke
Bron: senTRAL Wolters Kluwer